Sinds 2008 wordt het aantal reeën in het Zoniënwoud gemonitord via een samenwerkingsverband tussen de drie gewesten. Het aantal reeën in het Brusselse deel van het Zoniënwoud kent een geleidelijke neergang, die sinds 2020 versneld is.
Was er tussen 2008 en 2013 nog 1,1 ree per vierkante kilometer, dan was dat tussen 2017 en 2020 nog maar 0,6. In 2021 daalde dat getal naar 0,5 per vierkante kilometer. Volgens de wetenschappers gaat het niet om een daling van het aantal observaties, maar een reële daling, zei minister van Leefmilieu Alain Maron (Ecolo) woensdag in de commissie Leefmilieu, op een vraag van parlementslid en partijgenote Ingrid Parmentier. In minder dan tien jaar tijd zijn er dus twee keer minder reeën in het woud.
20 tot 30 aangevallen reeën
De voornaamste doodsoorzaken bij de reeën zijn loslopende honden die de dieren aanvallen, en aanrijdingen door automobilisten. Het gebeurt geregeld dat een opgeschrikte ree (door een hond of iets anders) de autoweg in en rond het woud oploopt en daar wordt aangereden. Boswachters houden dat voor zover mogelijk bij, maar worden niet altijd geïnformeerd. Enkel in het Brusselse deel van het woud, meldt Leefmilieu Brussel, worden jaarlijks twintig tot dertig reeën aangevallen door honden.
Dat aantal is in 2020 fors gestegen, niet enkel in het Brusselse deel maar in het hele woud, en bij uitbreiding ook in andere bossen.
Leefmilieu Brussel heeft de vzw Wildlife and Man, die de populatie monitort, gevraagd om de oorzaken voor de teloorgang van de reeënpopulatie te bestuderen. Wetenschappers zien verschillende mogelijkheden die het geboorte- en sterfcijfer binnen de populatie beïnvloeden: de recreatiedruk van een toenemend aantal fietsers en wandelaars, loslopende honden, en mogelijk ook storende of aanvallende everzwijnen. De wilde zwijnen zijn een vrij recente verschijning in het woud.
Fotovallen en hormonen
Om de precieze redenen voor de wegkwijnende reeënpopulatie te achterhalen, zullen twee onderzoeksmethodes worden gecombineerd. Enerzijds zullen op willekeurige plekken fotovallen worden geïnstalleerd. Dat moet een vergelijking mogelijk maken met de reeënpopulaties in andere Belgische wouden, zoals het Meerdaalwoud of het Nationaal Park Hoge Kempen.
Daarnaast zullen “op een non-invasieve manier” dosissen van gluco-corticoïden (hormonen) aan reeën worden toegediend, om het stressniveau binnen de populatie te kunnen bepalen.
Leefmilieu Brussel werkt ook aan een herziening van het boswetboek, die in 2023 moet afgerond zijn. Het idee is om de wetgeving te stroomlijnen in de drie gewesten. Ook in het Brusselse deel van het Zoniënwoud zouden honden dan aan de leiband moeten blijven, “wat essentieel lijkt om de druk op de reeënpopulatie te verminderen”, aldus Maron.
Losloopzones
In 2008 al kwamen de drie gewesten overeen dat ze de boswetgeving in het Zoniënwoud, dat zich over de drie gewesten uitstrekt, wilden harmoniseren.
Net zoals het geval is bij het plukken van paddenstoelen, verschillen momenteel de regels rond het al dan niet loslaten van honden in het woud. In Brussel mag een hondeneigenaar zijn huisdier vrij laten rondlopen in het woud, “zolang het zijn dier onder controle heeft”, in de andere gewesten mag dat niet. Deze omschrijving dateert uit 1995 en is moeilijk objectief te evalueren, erkende de minister in dezelfde commissie op een vraag van parlementslid Els Rochette (One.brussels).
Door de huidige context, en op uitdrukkelijke vraag van de boswachters in het woud maakt Brussel nu werk van een gelijkschakeling van de regels. Die zou de wetgeving duidelijker moeten maken voor de bezoekers van het woud, en tegelijk de druk op fauna en flora verminderen.
Ter compensatie voorziet minister Maron duidelijk afgebakende losloopzones voor honden in of in de nabijheid van het Zoniënwoud, die er moeten komen voor het algemene losloopverbod van kracht wordt. Een werkgroep gecoördineerd door Leefmilieu Brussel gaat aan de slag om dierenwelzijn, de ecologische functie van het woud en haar sociale functie tegen elkaar af te wegen.