Kleinwild – Haas

Alles over de haas.

Haas

Klasse: Zoogdieren
Orde: lagomorpha
Familie: leporidae
Soort: lepus europaeus (veldhaas)

Biotoop

Het favoriete milieu van het haas is een open landschap tussen bossteppe en woestijnsteppe. Omdat hij dankzij de landbouw het hele jaar voldoende voedsel vindt, kan hij zich in nieuwe gebieden gemakkelijk aanpassen en uitbreiden. Merkproeven hebben aangetoond dat het haas zeer trouw is aan zijn standplaats. Vijfentachtig procent van alle gemerkte jonge hazen werden binnen een straal van drie kilometer opnieuw gevangen.
Hazen leven boven op de grond en graven geen pijpen zoals wilde konijnen. Ze stellen zich tevreden om zich met de achterlopers een ligplaats (= leger) uit te krabben, dat juist de grootte van het hazenlichaam heeft. Bij regenweer loopt het regenwater langs de waterafstotende beharing juist buiten het leger. Binnen zijn leefgebied legt de haas meerdere legers aan. Volgens de rust en de heersende winden, zal hij zijn voorkeur voor een bepaald leger laten blijken. Het liefst liggen ze met de kop tegen de wind in; dit voorkomt dat de haren, die het lichaam thermisch moeten beschermen opwaaien en tezelfdertijd kunnen ze de geur van eventuele predatoren opvangen.
Normaal leeft de haas binnen een leefgebied van 20 hectaren. Echter om voedsel te zoeken, te paren en te vluchten kan je rekenen op een totaal leefgebied van 300 hectaren.

Uiterlijke kenmerken

De geslachten zijn van op afstand niet te onderscheiden.

Het haas heeft een langgerekt, gespierd lichaam met een brede, maar naar voren als een trechter toelopende smalle borstkas. Typisch zijn de slanke voorlopers en de zeer lange, sterk gespierde achterlopers. Het lichaam is goed tegen koude afgeschermd door een laag fijn, kort en wollig onderhaar, waarboven stijvere en langere dekharen die licht gekleurd zijn en op donkere spitsen uitlopen. Natuurlijke olie maakt die haren waterdicht.
Het haas wisselt tweemaal per jaar van haar. Het valt zonegewijs uit. De rui begint aan de kop en de nek en loopt zo langs de rug over de rest van het lichaam. De witte buikharen komen het laatst aan bod.
Een haas kan je best aan zijn oren (= lepels) herkennen. Deze zijn multifunctioneel nl. ze dienen niet enkel om elke geluid op te vangen, zo worden ze ook aangewend om de lichaamstemperatuur op peil te houden.
Ook de ogen zijn aangepast om zo snel mogelijk een opdoemend gevaar te herkennen. Door hun zijdelings uitpuilende positie maken ze een zicht op de twee zijkanten mogelijk. Omdat de haas ’s nachts zo actief is, is hij met tastharen en een zeer goede reukzin uitgerust. Bij fel licht trekken de oogpupillen zich niet samen en is het dier weerloos verblind. Hier maken stropers met lichtbakken misbruik van.

Voortplanting

De daglengte is de natuurlijke factor die de voortplantingsperiode regelt. De bronstgeuren van de moer brengen het voortplantingsritueel op gang. Bij hazen blijft de moer loops tot de copulatie plaatsgrijpt.
Na een draagtijd van 42 à 43 dagen worden meestal 2, uitzonderlijk 6 jongen (= lampreien) geboren. Bij normale winters kunnen we reeds hafdecember bevruchte moertjes aantreffen. Gemiddeld werp een moer 3 tot 4 maal per jaar wat resulteert in 12 jongen per jaar per moer. Van deze nieuw geborenen bereiken 62 % nooit de ouderdom van 1 jaar.
De seksuele activiteiten beginnen in de maand december om te eindigen in de maand september. Het geboortegewicht van hazen bedraagt 90-150 gram afhankelijk van het aantal jongen in de worp.

Nog geen vergunning?

Jachtexamen.be is de online leeromgeving voor de jacht, de optimale examenvoorbereiding.