Honden – Drijvende Honden

Alles over de drijvende honden.

Drijvende Honden

De Drijvende Honden brengen het wild voor de geweren door drijvend of blaffend door het revier te lopen.

Duitse brak (FCI 119)

Uiterlijk:

  • Algemeen: De Duitse Brak is een lichte, hoogbenige, elegante maar krachtig gebouwde jachthond met edele, verhoudingsgewijs licht hoofd. Het lichaam is matig lang, met zeer diepe borst die reikt tot onder de ellebogen en licht gewelfde ribben. De rug is licht gewelfd met iets aflopende croupe. Buik is licht opgetrokken. Lange, dunne doch sterke benen. De schouders droog en goed aangesloten ellebogen. De achterbenen zijn lang en goed gehoekt, de dijen breed en vol. Matig lange en in verhouding tot het hoofd sterke hals.
  • Kleur: Rood tot geel met zwart zadel of mantel en witte brakkenaftekeningen (doorlopende bles op het hoofd, witte snuit met halskraag, waarbij een doorlopende witte halskraag geprefereerd wordt, witte borst, witte staartpunt en voeten).
  • Hoofd en schedel: Het hoofd is licht, droog en langgerekt. De bovenschedel is licht gewelfd. Zeer geringe stop. De neusrug is zeer licht gewelfd. De lippen hangen slechts licht over. De lengte van het hoofd bedraagt ongeveer 21 cm, waarvan de voorsnuit 9 cm in beslag neemt. De snuit is maar weinig langer dan de schedel. Over de neus loopt een lichte streep. De ogen zijn bruin met heldere, vriendelijke uitdrukking. Tamelijk lange, brede en vlakhangende oren. Schaargebit.
  • Staart: Lang, aan de wortel niet bijzonder sterk. Verhoudingsgewijs dik, mede vanwege de sterke beharing die als bescherming fungeert. De staart loopt spits toe. De staart wordt hangend gedragen of in een lichte boog naar boven.
  • Voeten: Langer dan kattevoeten met goed gesloten tenen.
  • Beharing: Relatief lang, grof, bijna stokhaar en zeer dicht. Ook de buik is dicht behaard. Aan de onderzijde van de staart is de beharing meestal iets langer.
  • Schofthoogte: Reu en Teef: 40 – 53 cm, een kleine overschrijding is toegelaten

Karakter:

  • Levendig
  • Vriendelijk
  • Aanhankelijk
  • Uitstekende jachthond
  • Lief voor kinderen
  • Geen waakhond

Engelse Cocker Spaniël (FCI 5)

Uiterlijk:

  • hoofd: goed ontwikkelde, besneden voorsnuit, duidelijke stop, schedel is fijn belijnd, wangen zijn vlak en droog
  • ogen: hazelnootbruin, in harmonie met kleur en vacht
  • Karakter: intelligent, waaks, mild en opgewekt
  • oren: laag aangezet en lang, niet verder reiken dan neuspunt, bekleed met lang haar, zijdeachtig maar niet in plukken
  • staart: laag aangezet, niet hoger dan ruglijn gedragen, hoe lager hij wordt gedragen, hoe beter — wanneer hond aan het werk is, met de staart onafgebroken in beweging zijn — gecoupeerd op 2/5
  • vacht: recht, zijdeachtig, lang behang op oren, borst en franje aan de achterkant van de extremiteiten
  • kleur: vele variaties:
    • eenkleurig zwart
    • leverbruin
    • rood of goud of ook wit als grondkleur met aftekening in grote of kleine mate in ieder van de bovengenoemde kleuren
    • in witte gronkleur ontstaan dikwijls haren van de kleur der aftekening, hetgeen men schimmel noemt: Engelsen “roan”
    • bij de wit-en-zwarte geeft dat de indruk van blauw
    • de eenkleurige uitz. witte vlek op borst: ongewenst
  • schouderhoogte: ca. 40 cm

Karakter:

  • beweeglijk
  • levendig
  • speels

Engelse Springer Spaniël (FCI 125)

Uiterlijk:

  • bouw: middelgroot, goed geproportioneerd, van een goede houding, sterk gebouwd voor uithoudingsvermogen en vlot gangwerk
  • hoofd: matig lang, tamelijk brede, licht geronde schedel, de wangen zijn vlak, voorsnuit goed uitgebeiteld onder de ogen
  • ogen: matig groot, donker hazelnootbruin
  • oren: lang, afgerond en aangezet ter hoogte van de ogen, breed maar niet overdreven
  • staart: gecoupeerd, laag aangezet, niet hoger dan ruglijn gedragen, moet zich levendig bewegen als hond aan het werk is
  • vacht: glanzend, fijn van structuur, het langst op hals en onderzijde, op de borst, de achterkant van de voorbenen, buik en de achterzijde
  • kleur: alles toegelaten, maar wit met leverbruin, wit en zwart en driekleurig zijn meest gewenste en meest voorkomende
  • schouderhoogte: ca. 51cm
  • gewicht: ca. 22,5kg

Karakter:

  • intelligent
  • blaft weinig
  • zeer hoog geschat als jachthond

Welsh Springer Spaniël (FCI 126)

Uiterlijk:

  • bouw: rechthoekig, sterk, compact en symmetrisch
  • actief in optreden, goed gangwerk
  • hoofd: matig lang, goed besneden onder ogen en met duidelijke stop
  • schedel: onbeduidend gewelfd
  • matig lange voorsnuit, rechte neusrug en donkere of vleeskleurige neusspiegel met wijde neusgaten
  • ogen: donker tot nootkleurig en goed sluitende oogleden
  • oren: naar verhouding klein, steeds smaller wordend naar punt en tamelijk laag aangezet. Hangend langs wang gedragen
  • staart: laag aangezet, gecoupeerd, niet hoger dan de voortzetting van ruglijn gedragen
  • vacht: dicht, recht en zijdeglanzend met lange, rechte oorfranje en behang aan benen
  • kleur: diep kastanjerood en wit
  • schouderhoogte: van 46cm tot 48 cm.
  • gewicht: 16 – 21 kg

Wetterhoun

Historie

De Wetterhoun (FCI groep 8, sectie 3 Waterhonden, FCI nummer 221) komt uit het merengebied in Friesland. De Wetterhoun is oorspronkelijk met name ingezet voor de jacht op de otter en de bunzing. Sinds deze niet meer bejaagd worden, is de Wetterhoun vooral actief op veerwild en haarwild. De reukzin van de Wetterhoun is befaamd, net als zijn volhardendheid. Naast de jacht werd de Wetterhoun ook gebruikt als bewaker van het erf, als trekhond, en als mollenvanger en ongediertebestrijder.

Jachteigenschappen

Sinds de staande honden en retrievers medio vorige eeuw populairder werden, raakte de Wetterhoun in de vergetelheid. Vandaag de dag wordt de Wetterhoun weer meer als jachthond ingezet. In een hutje of onder de blinds op de ganzen, op de boot op de eenden; de Wetterhoun is overal thuis, en altijd rustig. Een drijfjacht op kleinwild zoals haas, konijn, fazant en patrijs past een Wetterhoun ook goed, evenals een vossenjacht vanwege het robuuste voorkomen en de kracht. Hij wordt zeer gewaardeerd als doorzetter in de jacht, voor die (voor)jager die weet hoe je met respect en geduld de Wetterhoun aan het werk krijgt. Ook bij zweetwerkopleidingen is de Wetterhoun steeds vaker te zien. In de afgelopen jaren hebben vijf Wetterhounen een zweetwerkkwalificatie behaald.

De Wetterhoun is een allrounder, die voor en na het schot werkt en voor nazoeken gebruikt kan worden. Ze passen zich makkelijk aan het terrein aan. Ze werken onder het geweer en blijven dus dicht bij hun baas. De Wetterhoun attendeert (hij geeft kort aan dat er contact is met het wild) en stoot het wild dan uit. Het zijn ook prima apporteurs die vooral goed markeren. Wetterhounen zijn uitermate geschikt voor jachtvelden met kleinere percelen, water, rietkanten, bosjes en houtwalletjes. Ook zware dekking schuwen ze niet.

Karakter en uiterlijk 

De Wetterhoun is graag buiten, en graag bij de baas, en nog liever buiten bezig mèt de baas. Thuis is hij de rust zelve, in de loop liggend, en waaks maar zeker niet luidruchtig. Ze kunnen prima buiten verblijven, en ook ’s nachts buiten slapen. Er zijn Wetterhounen bekend die bij -10 graden C nog óp hun hok slapen in plaats van er ín. Het koude jachtseizoen is voor de Wetterhoun dus geen probleem.

Het is een zelfzekere evenwichtige hond die goed trainbaar is. Verwacht echter na een gedegen training geen slaaf te hebben. Het is een zelfstandig denkende hond die graag het nut van je verzoek wil begrijpen. De baas moet hier wel tegen kunnen (en anders niet voor een Wetterhoun kiezen). Na een consequente en dwangvrije (!) opvoeding werkt de hond graag voor de baas. Een Wetterhoun moet er wel plezier in houden; bij de training is afwisseling en uitdaging nodig. De intelligentie van de Wetterhoun blijkt vooral in de praktijkjacht, waar de hond goed zelfstandig kan werken.

De kenmerkende astrakan vacht van een Wetterhoun behoort ietwat vettig te zijn en de verzorging ervan is minimaal. De vacht beschermt van nature goed bij ruw terrein en weersomstandigheden tijdens het werk. De Wetterhoun komt in vier kleurslagen voor: zwart, bruin, zwart-wit en bruin-wit.

Voorkomen en gezondheid

De Wetterhoun heeft een zeer kleine populatie, naar schatting 1100 honden, en komt vrijwel alleen in Nederland voor. Op jachtwedstrijden laten ze zich weinig zien, omdat het echte praktijkhonden zijn. In Nederland wordt in verschillende delen van het land actief gejaagd met de Wetterhoun. Een jachtcombinatie in Vlaanderen heeft ook al enkele jaren een Wetterhoun in de gelederen, namelijk de mijne.

Ondanks de kleine populatie is het ras relatief gezond. Er komt incidenteel heupdysplasie (HD) en elleboogdysplasie (ED) voor, hoewel er zelden klinische klachten zijn. Verder komen er soms hart- en oogproblemen voor.

Bloedlijnen / jachtpassie

De jachtpassie van de Wetterhoun wordt beïnvloed door de erfelijke kwaliteiten van zijn (voor)ouders, door stimulatie in het nest en door training. Ik ben een van de (zeer) weinige fokkers die nadrukkelijk selecteert op jachteigenschappen, waardoor er wel verschil kan zijn in werklust en temperament. Uiterlijk is geen verschil te zien tussen een jachthond of een showhond; in jachtpassie zijn er grote verschillen te merken.

 

Meer info op www.werkendewetterhounen.nl

Nog geen vergunning?

Jachtexamen.be is de online leeromgeving voor de jacht, de optimale examenvoorbereiding.