Deze ochtend bericht rond een uitspraak van de Raad van State en Wapenbezit.
En vrij positief voor de betreffende jager, die na enkele verkeersinbreuken zijn Jachtverlof en dan ook zijn wapenvergunning zag intrekken.
We hadden reeds eerdere artikels rond soortgelijke uitspraken van de Raad van state
Ondertussen zijn er dus reeds enkele uitspraken waar de Provinciegoeverneur terug gefloten wordt wegens te strenge toepassing van de wet.
Hieronder nog een uitgebreid verslag van onze hunting jurist – Tom
- beroep richt zich tegen de intrekking van wapenvergunningen na weigering van jachtverlof, nadat de beslissing tot intrekking door de gouverneur al bevestigd was door de federale wapendienst;
- de feiten waarop alles gemotiveerd was, waren drie vrij kort opeenvolgende strafrechtelijke veroordelingen (2005 “reden verkeer”; 2007 “intoxicatie achter het stuur”; 2009 “veroordeeld wegens weigering onderwerpen aan ademtest/bloedproef”);
- op grond van bovenstaande feiten werd aangenomen in het kader van de intrekking dat “inzake [uw] algemene moraliteit en persoonlijkheid problemen bestaan”; “geen respect te hebben voor de regelgeving in het algemeen, en in het bijzonder voor deze die gericht is op het vrijwaren van de openbare orde en de veiligheid”;
- de betrokkene haalt een aantal argumenten ter verdediging aan (o.a. langdurig probleemloos wapenbezit, geen interventies door politie wegens problemen in het gezin,…), maar het voornaamste waar de Raad ook op steunt in zijn beslissing is het feit dat er geen onderzoek geweest was naar de relevantie van de gepleegde feiten ten aanzien van een gevaar bij het recht op wapenbezit.
Dus dat de beslissing tot intrekking niet behoorlijk genomen werd en de discretionaire bevoegdheid van de administratieve overheid (=gouverneur) op die manier overschreden werd (terwijl die algemeen als vrij ruim wordt gezien en de Raad zich ook niet zomaar in de plaats kan stellen in het kader van discretionaire beslissingen, ze kan enkel de wettigheid van de beslissing toetsen). Die beslissing moet wel in redelijkheid genomen worden en formeel correct gemotiveerd. De intrekking werd echter louter gemotiveerd op het feit van het bestaan van de drie veroordelingen, zonder verdergaand onderzoek naar de concrete feiten:
“Hoewel de verwerende partij in beginsel bij de beoordeling van het gevaar dat iemands wapenbezit voor de openbare orde en veiligheid kan opleveren, mag rekening houden met feiten en gedragingen die niets te maken hebben met het wapenbezit, mag zij niettemin zonder nader en individueel onderzoek van de relevantie ervan, niet uit het louter gegeven dat een verzoeker dergelijke feiten en gedragingen heeft gepleegd, besluiten dat verzoekers wapenbezit een gevaar zou kunnen betekenen voor de openbare orde en veiligheid.”
Het arrest is in die zin dan ook positief dat niet louter omwille van strafrechtelijke veroordeling mag besloten worden tot intrekking van wapenvergunningen; maar dat rekening gehouden moet worden met de concrete elementen van een veroordeling. Ook in die zin houdt het dus niet in dat een intrekking omwille van geïntoxiceerd rijden niet meer mogelijk zou zijn. De motivering van die beslissing moet echter in orde zijn. Het arrest is dus een eerder technische “overwinning” omwille van een niet-behoorlijk genomen beslissing.
Verder is de precedentwaarde van het arrest ook beperkt ten aanzien van de intrekking/weigering van een jachtverlof als bij de aflevering van het jachtverlof het tarief meegedeeld wordt waarbij het verlof kan ingetrokken worden. Door immers te specifiëren is het louter voordoen van die feiten voldoende. De arrondissementscommissaris maakt op die manier gebruik van discretionaire bevoegdheid door op voorhand reeds te bepalen wat zij verstaan onder een gevaar voor de openbare orde, een punt dat rechtszekerheid wel in de kaart speelt. In dit geval echter ging het om een beroep in kader van de wapenwet:
“De wapenwet bepaalt niet op grond van welke criteria, de gouverneur en, in administratieve aanleg, de beroepsinstantie, de mogelijke verstoring van de openbare orde moet worden beoordeeld. De beroepsinstantie beschikt te dezen over een discretionaire beoordelingsbevoegdheid.”
Dus zoals steeds geldt nog altijd voor de wapenbezitter dat een voorbeeldig maatschappelijk gedrag en niets minder verwacht wordt.