Sinds mensenheugenis hebben de breuken een belangrijke rol gespeeld in het leven van de jagers. De kennis en het gebruik van deze tekens gaf aan de vindingrijke jagers de gelegenheid elkaar te begrijpen en onderling in verbinding te staan zonder dat niet-ingewijden het bemerkten. Het was ook een symbool van de wettelijke en correcte jacht.
Wat verstaat men onder “breuk”?
Het is een gebroken groene twijg of takje, dat de jager toelaat de weg of de vluchtweg van het wild aan te duiden of om zijn jagershoed te versieren. De twijg van eik, els, Douglas en spar zijn geëigend om als jagersbreuk te kunnen dienen.
Er zijn twee grote types
- Communicatiebreuken
- Jagersbreuken
Vandaag bespreken we in deel I, een eerste set Communicatiebreuken, morgen het vervolg en woensdag de Jagersbreuken.
Communicatiebreuken
Deze breuken werden in andere tijden gebruikt waar communicatie en verplaatsingen echte problemen stelden; ze hebben nu de neiging in de vergeethoek te belanden. Ze werden gebruikt voor het aangeven van de oriëntatie, plaatsbepalingen, gekwetste dieren of vlucht van het wild, in te nemen post, wachttijden of verwittigingen. Deze tekens hebben hun efficiëntie verloren als gevolg van onze huidige communicatie en verplaatsingsmogelijkheden.
a.- Hoofdbreuk
Een tak met de lengte van een arm, de schors word met het jachtmes van de hoofdstengel verwijderd, dit om te vermijden dat er verwarring zou ontstaan met een afgevallen tak. Ze word opgehangen aan een boom, afsluiting of iets dergelijks of zelfs eenvoudigweg op de grond gelegd. Het betekende “opgelet”: in deze omgeving is er iets op te merken.
b.- Leidbreuk
Deze tak heeft de lengte van een voorarm, en is eveneens ontschorst, de groeikant duidt een te volgen richting aan, hetzij in de richting van een gedood wild hetzij naar de plaats van de vlucht.
c.- Vluchtbreuk
Deze tak met een lengte van een voorarm wordt verticaal in de grond geplant met het gebroken deel. Ze duidt de plaats aan waar het wild getroffen (aangeschoten) werd, en niet meer kan achtervolgd worden bijv. op het einde van de jachtdag of bij valavond met het risico de plaats van de vlucht ’s anderendaags niet meer terug te vinden.