Gisteren hadden we nog een bericht rond Wildreflectoren.
Maar hoe zit het nu met het zicht van Wild.
Een analyse leert ons het volgende.
Helderheid
De ogen van wild zijn zeer goed aangepast aan nachtzicht. Het zicht binnen het oog wordt bepaald door Staafjes, die zorgen voor de helderheid, en Kegels, die zorgen voor kleur. Bij Wild is het aantal staafjes (helderheid) veel groter dan het aantal kegels (kleur). Zodoende heeft Wild een beter Nachtzicht dan Kleurherkenning. Wat natuurlijk ook logisch is gezien de levenswijze van het wild.
Beweging
Gezien de plaatsing van de ogen, zijwaarts op de kop, hebben de meeste grofwildsoorten een zeer breed gezichtsveld. Wat hun panoramisch zicht en hun alertheid natuurlijk verhoogd. Door dit brede zicht boeten ze natuurlijk in qua waarneming van details. Het zicht wordt dan ook meer bepaald door beweging en contrast.
Gezichtsveld
Het gezichtsveld is zeer breed (ongeveer 340 °), vooral te wijten aan de zijdelings geplaatste ogen. Evenwel om driedimensionaal te zien heb je 2 ogen nodig. Zodoende is het driedimensionaal zicht (afstanden) beperkt tot het kleine gebied van overlappende visies van beide ogen.
Het schatten van afstanden bijvoorbeeld wordt gecompenseerd door de Reuk. Bij wijze van analogie: dieren ruiken afstanden zoals wij ze zien, maar ze zien even slecht als wij kunnen ruiken.
Gevoeligheid van kleur
Bij het grofwild hebben Herten slechts twee soorten kegeltjes (Kleurzicht):
- Gevoelig voor korte golven: max. gevoeligheid bij 497 nm
- Gevoelig voor midden golven: max. gevoeligheid bij 540 nm
Vanwege dit kunnen dieren geen kleuren zoals oranje of rood zien.