Geweivorming
De geweivorming vertoont veel gelijkenis met die van het roodwild. Damherten dragen in hun tweede levensjaar een onvertakt spiesergewei, ongeveer vijf à vijftien centimeter hoog. De tweede kop is min of meer vertakt, dikwijls (even of oneven) achtender met soms al een begin van schoffel- vorming, iets wat zeker het geval is vanaf de derde kop. Het typische gewei, het sterkst bij damherten van acht à tien jaar, heeft aan beide stangen een oog
en middentak, en daarboven een brede, zijdelings afgeplatte schoffel met verschillende doornvormige enden. Een trofee die qua mooiheid en sterkte (ongeveer zeventig centimeter lengte en 3,5 kilogram geweigewicht) weinig moet onderdoen voor een edelhertge- wei. Het afwerpen, het opnieuw groeien van het bastgewei en het vegen verlopen zoals bij het roodwild, zij het dan een maandje later. Oudere damherten zullen dus in augustus hun gewei vegen terwijl jonge spiesbokken einde september nog in bast kunnen zijn.