Predatoren – Roofvogels

Alles over de roofvogels.

Roofvogels

Alle dagroofvogels kunnen we onderverdelen in twee hoofdgroepen, de valkachtigen en de overige dagroofvogels. De valkachtigen gebruiken hun klauwen alleen om de prooi te grijpen, deze doden doen ze met de snavel. Daartoe is bij alle valken de bek uitgerust met een ” valkentand “. Deze tand is een inkeping in de bovensnavel die door hefboomwerking de valk toelaat ook de sterke pezen van de pooi door te bijten. De overige dagroofvogels zijn ” grijpdoders “. Ze grijpen de prooi met hun klauwen en doden deze meteen met hun lange nagels.

Alle dagroofvogels hebben een bepaald lichaamsgewicht nodig om te kunnen jagen. Eén keer zijn krop volgeslagen, gaat een havik niet eerder op jacht totdat, bij het bereiken van een bepaald lichaamsgewicht, de hongergevoelens hem daartoe aanzetten. Dit is een feit waarmee alle Valkeniers rekening moeten houden. Om met hun vogels te kunnen jagen, moeten ze hen lang op voorhand op een bepaald jachtgewicht conditioneren. Het fatale in de natuur ligt hierin dat, wanneer de vogel te ver onder zijn jachtgewicht zit, hij niet meer in staat is zijn selectieve prooi te bemachtigen. Dit geldt uiteraard niet alleen voor de haviken, maar voor alle roofvogels.

Bij de dagroofvogels zijn de wijfjes soms tot 1/3 groter dan de mannetjes. Dit geeft het koppel de mogelijkheid om op verschillende prooien te jagen. Het wijfje van de havik grijpt prooien tot de grootte van een haas. Het ” Terzeltje ” ( 1/3 kleinere mannetje) daarentegen bemachtigt dieren tot de maximumgrootte van een fazanthaan.

De onderverdeling van de Dagroofvogels:

Smelleken (Falco comlumbarius)

Uiterlijke kenmerken

Het mannetje is met een lengte van 27 cm. niet veel groter dan een merel. Het vrouwtje meet ca. 33 cm. Buiten de afmeting is er een duidelijk verschil in kleur. De bovenzijde van het mannetje is blauwgrijs en de onderzijde lichtbruin met zwarte streepjes in de lengterichting. Het uiteinde van de staart is zwart. Het vrouwtje, en ook de jonge smellekens, heeft een tamelijk egaal bruine bovenzijde en een staart met dwarse donkere banden. De onderzijde is veel lichter van kleur. De snavel is grijs en de poten geel. De roep is een snelle iek-iek-iek die vooral als alarmkreet te horen is.

Voortplanting

Het broedgebied ligt in het noorden van Europa en van de Britse eilanden. Het wijfje van de monogaam levende smellekens legt 3 tot 5 bruin gespikkelde eieren in een nest op de grond. De broedtijd is ongeveer een maand en het duurt nog eens een maand eer de jongen kunnen vliegen. Gedurende die tijd zorgt het mannetje voor de aanvoer van voedsel.

Biotoop en voedsel

Smellekens hebben voldoende ruimte nodig om te kunnen jagen. Daarom zijn zij in het broedgebied vooral te vinden in heidevelden, hoogveengebieden, toendra’s enz.. Ook voldoende rust is een voorwaarde voor de vrij schuwe vogels.

Het eten bestaat hoofdzakelijk uit kleine vogels maar ook wel uit muizen, hagedissen en insecten.

Predatoren

Het smelleken wordt nog wel eens geslagen door een andere roofvogel. In de broedtijd loopt vooral het vrouwtje gevaar om gepakt te worden door een vos of een marterachtige. Dat geldt zeker ook voor de jongen. Wellicht is dat de belangrijkste reden van het geringe aantal smellekens.

In de middeleeuwen, toen het smelleken door edellieden als jachtvogel gebruikt werd, vormde ook de mens een bijkomende bedreiging.

Verspreiding in Vlaanderen

De eerste vogels arriveren al eind september bij ons. Het lijkt er op dat sommigen verder naar het zuiden trekken en anderen hier blijven. Smellekens zijn vaak te zien niet ver van de kust. In het Zwin, de polders van Oost Vlaanderen of in het gebied van de linkeroever van de Schelde komen in de winter kleine aantallen voor. Omdat zij laag boven de grond jagen op piepers, mezen enz., vallen zij niet op.

Torenvalk (Falco tinnunculus)

Uiterlijke kenmerken

De lengte van de man is 32 cm. en van de vrouw 35 cm.. De rug en de staart en bij het mannetje ook de kop, zijn grijs. De onderzijde is lichtbruin en de vleugels zijn diepbruin. Bij het mannetje iets donkerder en meer chocoladebruin. De uiteinden van de vleugels en van de staart zijn donker. De poten en de snavel zijn geel.

Voortplanting

Torenvalken leggen gewoonlijk 4 tot 5 eieren die bijna volledig met roodbruine vlekken bedekt zijn. Zij maken zelf geen nest. Ouden nesten van bijv. kraaien en nestkasten zorgen voor broedgelegenheid. Het is aan te raden om in de nestkasten wat boomschors of fijn grint aan te brengen omdat anders de eieren wegrollen. Nadat het wijfje de eieren 4 weken gebroed heeft, verschijnen de jongen. Na 5 weken zijn die vliegvlug. Boomvalken leven monogaam.

Biotoop en voedsel

Torenvalken moeten het hebben van open landschap. Bij voorkeur in landbouwgebieden met wat bomen of bosjes. Ook in boomgaarden, waar de boer vaak een nestkast ophangt, zal hij graag nestelen.

Het voedsel bestaat uit een enkel klein vogeltje of insect, maar vooral uit muizen. De “biddende” torenvalk die als was het met de lift enkele malen een stukje zakt en dan naar beneden flitst. Het is altijd weer het zien waard. Het grootste wonder is wellicht dat hij niet te pletter stort. Soms pakt hij prooi af van andere roofvogels.

Predatoren

Buiten de havik heeft de torenvalk meestal niet veel te vrezen van predatoren. Een veel groter gevaar is het verkeer. Eén van zijn favoriete jachtterreinen is immers de wegberm. Vooral de jonge vogels worden daar regelmatig het slachtoffer van het verkeer.

Verspreiding in Vlaanderen

De torenvalk is met grote voorsprong de meest voorkomende valk in Vlaanderen. En trouwens ook de meest voorkomende roofvogel.

Boomvalk (Falco subbiteo)

Uiterlijke kenmerken

De boomvalk is met een lengte van 30 cm. voor het mannetje en 35 cm. voor het vrouwtje onze kleinste hier broedende valk. De bovenzijde en de staart zijn leigrijs. Borst, buik en bovenvleugel bruin en de broek is roodbruin. De poten en de snavel zijn geel. Heeft een opvallende donkere baardstreep. Is met zijn sikkelvormige vleugels zeker onze meest wendbare valk. Het geluid is een helder en snel herhaald pieuw-pieuw-pieuw

Voortplanting

Boomvalken komen meestal pas in mei terug uit tropisch Afrika. Zij bouwen zelf geen nest, maar maken graag gebruik van een oud kraaiennest. De 2 tot 4 roodbruin gespikkelde eieren worden meestal eind mei, begin juni gelegd. Na 4 weken broeden komen de jongen uit die 30 dagen later kunnen vliegen.

Biotoop en voedsel

De boomvalk heeft liefst halfopen landschap. Wat bossen of boomgroepen, maar zeker voldoende open veld. Dat laatste heeft hij nodig om zijn snelle aanvalsvluchten uit te kunnen oefenen. Handig maakt hij daarbij gebruik van bomen en houtwallen voor zijn verrassingsaanvallen. Het voedsel bestaat uit insecten als kevers en libellen, maar vooral uit kleine vogels. Ook om snelle vliegers als zwaluwen te slaan is voor hem geen probleem.

Predatoren

De boomvalken hebben hier weinig te duchten van predatoren. Een enkele keer wordt een boomvalk door een havik geslagen. Jongen worden wel eens het slachtoffer van een boommarter. Een enkele maal eist ook het verkeer een slachtoffer.

Verspreiding in Vlaanderen

Als trekvogel is hij uiteraard alleen in de zomer te zien. En dan nog is het een vrij zeldzame broedvogel. Het aantal broedparen in Vlaanderen blijft beperkt tot een paar tientallen. Jammer, want het is een prachtig schouwspel om de boomvalken als acrobaten van het luchtruim bezig te zien.

Slechtvalk (Falco peregrinus)

Uiterlijke kenmerken

De afmeting voor het mannetje en het vrouwtje bedraagt respectievelijk 39 cm. en 50 cm. De vogels hebben een blauwgrijze bovenzijde en staart. De bovenzijde van de kop is donkerder. Hij heeft een witte keel en opvallende baardstrepen. De poten zijn geel en de snavel geel met een grijze punt. De vleugelspanwijdte van meer dan een meter wijst er op dat het een prima vlieger is. Men heeft snelheden gemeten tot ruim 180 km. per uur. Het geluid is enigszins kekkerend.

Voortplanting

Van nature nestelt de slechtvalk op rotsrichels. In Vlaanderen stelt hij zich tevreden met nestkasten die aan hoge gebouwen opgehangen worden. Voorbeelden zijn kasten aan de diverse koeltorens zoals van Doel en Gent-Rodenhuizen. Zij broeden op de 3 tot 4 eieren ongeveer en maand. De jongen kunnen vliegen als zij ruim 7 weken oud zijn. Net als alle valken, leven ook slechtvalken monogaam.

Biotoop en voedsel

Door hun manier van jagen hebben slechtvalken veel ruimte nodig. Het is wellicht niet toevallig dat één van de eerste koppels in Vlaanderen zich in Doel vestigde. Het voedsel bestaat voor het overgrote deel uit vogels. Dat kunnen kleine zangvogels zijn, maar ook vogels van het formaat van een wilde eend. Vaak zijn het duiven, meeuwen kraaiachtigen, enz..

Predatoren

De slechtvalk heeft weinig te vrezen van predatoren. De havik zou wellicht in staat zijn om hem te slaan, maar die leeft in een andere omgeving. Zelfs de jonge zitten relatief veilig in hun hooggelegen nest. Eén van de weinige gevaren is waarschijnlijk het verkeer.

Verspreiding in Vlaanderen

Nog niet zo lang geleden broedde er een enkele maal een koppel in Wallonië. Nu zijn er meer dan 10 koppels in België waarvan de grootste helft in Vlaanderen. Veel zullen er wel nooit komen. Daarvoor zijn de mogelijkheden te beperkt. In de winter zijn er meestal meer aanwezig.

Buizerd (Buteo buteo)

Uiterlijke kenmerken

De buizerd is een forse vogel met een lengte van 52 cm. tot 57 cm. De Franse naam Buse variable duidt op de enorme kleurverschillen. Van bijna wit met wat bruine vlekken tot donkerbruin. De vleugels zijn in de vlucht tamelijk afgerond. Bij het zweven wordt de staart gespreid en de buitenste slagpennen gaan wat omhoog. Sommigen omschrijven hem als een luie vogel. Als dat al bestaat, bedoelen zij waarschijnlijk een trage vogel. De overigens opvallend kleine poten zijn geel, evenals de snavel.

Voortplanting

De baltsvlucht van de buizerds is altijd weer prachtig om te zien. De vogels die zijwaarts om elkaar wentelen. Het nest van de buizerd bestaat uit redelijk dikke takken, bekleed met dunnere twijgen, gras en mos. Het wordt door beide ouders hoog in een boom gebouwd. Op de 3 tot 5 eieren wordt vanaf het eerste ei 5 weken gebroed. Het laatst geboren jong overleeft het vaak niet omdat het verdrongen wordt door de grotere. Het duurt ruim 7 weken eer zij het nest verlaten. De buizerd leeft monogaam.

Biotoop en voedsel

De buizerd heeft een voorkeur voor half open landschap. Was vroeger vooral te vinden op de zandgrond. Nu eigenlijk overal, als er maar voldoende bomen zijn. Zit graag de omgeving af te speuren vanaf een uitkijkpost. Dat hij in Duitsland muisbuizerd genoemd wordt, zegt al iets over zijn voedsel. Omdat het een vrij trage vogel is, eet hij ook veel dode dieren. Toch vangt hij ook wel vogels en kleine zoogdieren. Ook insecten, reptielen en amfibieën versmaadt hij niet.

Predatoren

Een volwassen buizerd heeft weinig te vrezen. Eieren en jongen worden een enkele keer door een kraai of een boommarter geroofd. Een veel groter gevaar vormt het verkeer en vooral gif. Dat heeft natuurlijk alles te maken met het eten van dode dieren. Mensen die daar gebruik van maken, overschatten zijn capaciteiten schromelijk.

Verspreiding in Vlaanderen

De buizerd is na de torenvalk wellicht de meest voorkomende roofvogel in Vlaanderen. In de winter komen daar nog veel vogels uit het noorden en oosten van Europa bij.

Havik (Accipiter gentilis)

Uiterlijke kenmerken

Het verschil in grootte tussen het vrouwtje en het mannetje is met resp. 62 cm. en 48 cm. erg groot. Het is een forse, grijsbruine vogel met een vrij lange staart. De onderzijde van het lichaam is lichter en gestreept met dwarse banden. De havik heeft een opvallende lichte wenkbrauwstreep. De afgeronde vleugels en de lange staart stellen hem in staat om met grote snelheid tussen bomen en struiken te vliegen. De tamelijk lange poten zijn geel en de snavel is grijs. Het geluid is een weinig opvallend kek-kek.

Voortplanting

De havik bouwt het nest (horst) bij voorkeur hoog in een naaldboom. Het is een plat bouwsel van takken waar regelmatig groene takken aan toegevoegd worden. Het wijfje moet ca. 38 dagen broeden op de blauwwitte eieren eer de 3 tot 5 jongen uitkomen. De eerste week draagt het mannetje voedsel aan, daarna beide ouders. De jongen kunnen na ruim 5 weken vliegen. De havik leeft monogaam.

Biotoop en voedsel

De havik is een vogel van afwisselend landschap als er maar voldoende bos is. Is perfect in staat om tussen bomen en struiken een prooi met succes te achtervolgen. Zelfs een wegspurtend konijn is daar voor hem niet veilig. Hij is in staat om prooien te slaan tot de grootte van een fazant. Toch heeft hij een voorkeur voor dieren met het formaat van een duif. Ook een rat, een jonge haas of een konijn zal hij niet versmaden. Omdat duiven tot zijn favoriete prooi behoren, is hij in sommige streken de schrik van de duivenmelkers.

Predatoren

De volwassen havik heeft bij ons nauwelijks vijanden. Jongen in de eerste levensweken worden soms het slachtoffer van een boommarter.

Verspreiding in Vlaanderen

Hoewel de stand de laatste jaren wat toeneemt, blijft de havik een schaarse broedvogel.

Sperwer (Accipiter nisus)

Uiterlijke kenmerken

De sperwer lijkt goed op de havik, maar is met een lengte van 38 cm. voor het vrouwtje en 28 cm. voor het mannetje een stuk kleiner. Bovendien is vooral het vrouwtje veel bruiner. Opvallend zijn de dwarsbanden over bij heel het lichaam. Heeft dezelfde afgeronde vleugels als de havik. De poten en de snavel zijn geel. Het geluid is een snel herhaald kek-kek-kek.

Voortplanting

Ook het platte nest, horst geheten, lijkt op dat van de havik. Soms wordt een oud nest van een andere vogel als basis gebruikt. De 4 tot 6 blauwachtig witte eieren komen uit na 33 dagen broeden. De jongen blijven ruim 30 dagen op het nest. Sperwers leven monogaam.

Biotoop en voedsel

De sperwer verkiest half open landschap. Van bossen, houtwallen, maar ook van gebouwen maakt hij gebruik om zijn verrassingsaanvallen uit te voeren. Eén van de gevolgen daarvan is overigens dat hij zich vaak tegen ramen te pletter vliegt. Bij jonge sperwers is dat ongeveer de helft van de doodsoorzaken. Het voedsel van de sperwers bestaat voor verreweg het grootste deel uit kleine vogels. Het vrouwtje is in staat om vogels tot het formaat van een Turkse tortel te slaan, maar geeft meestal de voorkeur aan kleineren soorten

Predatoren

Sperwers worden een enkele keer het slachtoffer van een havik. Jonge sperwers op het nest dienen wel eens tot prooi van een boommarter. Vele malen groter is het aantal dat in de eerste levensmaanden verongelukt.

Verspreiding in Vlaanderen

Enkele tientallen jaren geleden was de sperwer bijna een zeldzame vogel geworden. Het toenmalige gebruik van landbouwgif had daar veel mee te maken. Nu is de sperwer een zeer algemene verschijning geworden die ook in de bebouwde kom regelmatig te zien is.

Rode Wouw (Milvus milvus)

Uiterlijke kenmerken

Het vrouwtje is met 65 cm. iets groter dan de havik. Het mannetje is niet veel kleiner. De bovenzijde van de vleugels en de gevorkte staart is roodbruin. De kop is merkelijk lichter van kleur. Is bij de meeste roofvogels de spanwijdte van de vleugels ongeveer 2,25 maal de lengte, dan klopt dat niet bij de wouw. Hij heeft een spanwijdte van 145 tot 165 cm! In de vlucht is duidelijk de lichte staart met donker uiteinde en de witte okselvlekken op de vleugels te zien De snavel en de poten zijn geel. Het geluid lijkt iets op het miauwen van een buizerd, maar is veel schriller en sneller.

Voortplanting

De rode wouw maakt het nest graag in een bos en dan liefst in een loofboom. Het is niet alleen gemaakt van takken, maar ook van rommel als stukken papier en plastiek. Op de 2 tot 3 roodbruin gestipte eieren moet slechts 30 dagen gebroed worden. De jongen vliegen uit na 5 weken. De monogaam levende wouw is zeer gevoelig voor verstoring.

Biotoop en voedsel

Zij geven de voorkeur aan afwisselend landschap met voldoende bos. Was tot in de tweede helft van de 19° eeuw vaak in de nabijheid van steden te vinden. Het slachtafval was daar zijn voornaamste voedselbron. Het voedsel bestaat ook nu voor een groot deel uit aas. Alles wat hij vindt aan dode dieren is welkom. Daarnaast eten zij ook vogels, zoogdieren tot de grootte van een konijn en insecten.

Predatoren

De volwassen rode wouw heeft weinig gevaar te duchten van predatoren. Het grootste gevaar voor hem komt meestal van de mens. Samen met de buizerd is hij het eerste slachtoffer van vergiftigde dieren. Daarbij maakt het natuurlijk geen verschil of die opzettelijk vergiftigd, of bijv. door landbouwgif gestorven zijn.

Verspreiding in Vlaanderen

De rode wouw die in Afrika overwintert, is een zeer schaarse broedvogel in Vlaanderen. Toch is hij niet alleen als doortrekker te zien. Soms draait hij in de zomer hoog in de lucht zijn rondjes, zwevend op zijn enorme vleugels.

Bruine Kiekendief (Circus aeruginosus)

Uiterlijk kenmerken

Het vrouwtje is met ca. 56 cm. groter dan het 48 cm. metende mannetje. Het zijn donkerbruine vogels met bijna zwarte slagpennen. De onderzijde van de vleugels is veel lichter. De kop, en dan vooral van het vrouwtje, is opvallend lichtbruin. Bij het vliegen en zweven vormen de vleugels een lichte V-vorm en zijn de buitenste slagpennen duidelijk opwaarts gericht. De snavel is geel met een donkere punt en de poten zijn geel. De roep lijkt wel iets op die van een parelhoen.

Voortplanting

De kiekendief is één van de weinige roofvogels die op de grond nestelt. Bij de bruine kiekendief is dat bijna uitsluitend in het riet. Begin april begint de bouw van het nest waarin 4 tot 5 eieren gelegd worden. Het wijfje broedt ongeveer 5 weken. De eerste tijd brengt het mannetje voedsel aan voor vrouw en kinderen. Hij is niet welkom bij het nest, maar laat het voedsel vallen. Het vrouwtje scheurt het dan in stukken voor de jongen. Het duurt ongeveer 7 weken eer die vliegvlug zijn. Kiekendieven leven monogaam.

Biotoop en voedsel

De bruine kiekendief heeft een uitgesproken voorkeur voor open landschap. Daarin mag riet niet ontbreken. Dat kan gaan van uitgestrekte rietvelden tot een brede sloot met riet. De akkers met graan en andere gewassen dienen om zijn prooi te zoeken. Laag boven de akkers vliegend zoekt hij die systematisch af naar prooi. Die prooi bestaat hoofdzakelijk uit jonge vogels en een enkel jong zoogdier of amfibie. De kiekendief heeft zijn naam niet gestolen.

Predatoren

Tot vóór enkele jaren had de kiekendief nauwelijks iets te vrezen van predatoren. Een enkele keer gebeurde het dat een kraai de jongen roofde. Nu de vos zich ook gevestigd heeft in de biotoop van de kiekendief is daar verandering in gekomen. In hoeverre een vos ook een broedende kiekendief pakt, is niet bekend. Wel is bekend dat het aantal succesvolle legsels sterk terugloopt.

Verspreiding in Vlaanderen

Overal waar riet te vinden is, is de kans groot om de bruine kiekendief aan te treffen. In Vlaanderen gaat dat meestal om gebieden met kreken zoals in het noorden van Oost Vlaanderen. Bovendien is de kans om in de winter kiekendieven te zien steeds groter. Zij trekken veel minder naar het zuiden. Daarnaast zijn er dan ook nog vaak blauwe kiekendieven te zien.

Wespendief (Pernis apivorus)

Uiterlijke kenmerken

De kleur van de 52 tot 58 cm groten vogel varieert van lichtbruin tot donkerbruin. De keel en de borst zijn bijna wit. De dwarsbanden op de staart zijn donkerbruin. Bij het vliegbeeld zijn de donkere vlekken op de onderkant van de vleugels goed zichtbaar. De poten zijn geel en de snavel geel met een donkere punt. Aan de kop is de Wesependief vrij herkenbaar gezien de gelijkenis met een duivenkop.

Voortplanting

Als de wespendieven in mei uit Afrika weerkeren, zoeken zij een oud nest van een kraai of buizerd en knappen dat wat op. De baltsvlucht met de snelle duikvluchten is spectaculair om te zien. Zij leggen slechts 2 met roodbruine vlekken bezaaide eieren. Na bijna 5 weken broeden komen de jongen uit die na 6 weken het nest verlaten. Net zo goed als vrijwel alle roofvogels, leven wespendieven ook monogaam.

Biotoop en voedsel

De wespendief leeft graag in en bij naaldbossen. Aangezien het nest bij voorkeur op minstens 10 meter hoogte zit, zullen dat geen jonge bossen zijn. Bovendien hebben oudere bossen minder ondergroei en daardoor meer wespennesten. Van dat laatste moet hij het hebben. De larven van wespen vormen het hoofdvoedsel. Als dat niet voldoende is, wordt het menu aangevuld met andere insecten, kikkers en jonge vogels.

Predatoren

Ook de wespendieven hebben hier weinig of geen predatoren. Jonge vogels worden nog wel eens geroofd, maar volwassene lopen weinig gevaar.

Verspreiding in Vlaanderen

Door zijn verborgen leefwijze komt de wespendief zeker meer voor dan gedacht wordt. Daar komt nog bij dat zij slechts van mei tot september in ons land zijn. Aangenomen mag worden dat zij overal in Vlaanderen waar de juiste biotoop is, wel aanwezig zijn. Tijdens de trek is soms het schouwspel te zien dat enkele tientallen wespendieven om elkaar heen cirkelen.

Nog geen vergunning?

Jachtexamen.be is de online leeromgeving voor de jacht, de optimale examenvoorbereiding.